VERTROKKEN
(klik op de foto en je ziet het hele plaatje)
“Vandaag is het zover schat”, zegt Hans op zondagochtend 3 juli. Ja, vandaag is het zover en voor het eerst voel ik voor 100% de positieve opwinding van ons vertrek. De laatste weken waren weken van ‘hurrie-up, want we moeten nog zoveel’. Dat gaf veel stress en vooral onvrede om de agendapunten die wegens tijdgebrek niet afgerond konden worden.
Vandaag zien we onze kinderen en andere dierbaren voorlopig voor het laatst tijdens onze afscheidsborrel bij de boot.
De zon schijnt, we zijn uitgeslapen en de wereld ligt voor ons open! Na het ontbijt vertrek ik nog even naar Roosendaal. Daar woont mijn 87-jarige moeder met veel ondersteuning nog steeds zelfstandig in haar ‘aanleun’-appartement. Bij het station koop ik een fraai en kleurig gevuld plantenbakje.
Ze zit in het restaurant en ziet direct dat ik het ben die de klapdeur opent. “Hé, ben je daar?”, vraagt ze overbodig. We kletsen wat en ze vraagt of ik al terug ben van de reis. Soms is ze namelijk even de tijd kwijt. “Nee mam, vandaag vertrekken we”, zeg ik met toch wel wat moeite. “Oh, is het vandaag. Nou dag dan!”, zegt ze met een lachend gezicht en vrijwel direct begint ze te huilen. “Het is niks hier, ik had hier nooit moeten komen. Oude bomen moet je niet verplaatsen zei de dokter nog. Ik vind het hier verschrikkelijk!”
Het is niet de eerste keer dat ze het zegt. Ik hoor het nu 10 jaar, maar terug naar Utrecht wil ze ook niet. Het is is haar uiting van heimwee en verdriet om de tijd die nooit weer zal terugkeren. De tijd die ze nog samen met mijn vader deelde. Niemand kan die leegte vullen. Ook Utrecht niet.
Dan neem ik afscheid en geef haar een heel dikke omhelzing. “Dag lieve mam!!”, zeg ik kranig. “Ik zal je bellen hoor!”, beloof ik. Dan loop ik terug naar de klapdeuren en kijk nog eens om. Haar hoofd ligt in haar armen die steunen op de tafel. Ze snikt en haar schouders snikken mee. Er loopt een kok naar haar toe die twijfelend een hand naar haar uitsteekt om de hand dan toch maar niet op haar schouder te leggen. Hij kijkt wat hulpeloos om zich. Ik loop door. Teruggaan heeft geen zin. Dat zal het afscheid langer laten duren en nog moeilijker maken. Ik kijk en loop terug naar mijn auto. Dag lieve mam, dag-dag en wat vind ik het rot voor je!! Heus!!nog even naar Roosendaal.
De afscheidsborrel is fantastisch waar we zeker met nog heel veel plezier aan terug zullen denken. Natuurlijk missen we daar de vrienden die ver weg wonen. Deze hebben we de afgelopen maanden tijdens ‘Tour-de Traan’ bezocht. De trossen gaan los, nog snel even wat foto’s maken en dan zijn we de haven uit. Het is gebeurd. Het vertrek is een feit. Ondanks alle geroep en getoeter, zijn we er toch even stil van!
Het is de laatste dag dat we nog in Nederland zijn en we beseffen het maar half dat we nu niet vier weken, maar langer weg zijn uit dit mooie, in alle opzichten afwisselende land. We passeren Veere en verlaten Vlissingen.
Langzaam openen de sluisdeuren zich en wordt de wereld die we de komende maanden en jaren gaan ontdekken langzaam zichtbaar. Een terugkeren lijkt onmogelijk nu de weidsheid van de zee zich voor ons openbaart. De zee lijkt kil en grijs, maar toch ook weer vriendelijk, omdat grote schuimkoppen zich nog schuil houden.
In Breskens struinen we nog even langs de schappen van de boekhandel, op zoek naar de laatste editie van Zeilen. JA!! Ze hebben er nog één!! Zonder te kijken waar de artikelen over gaan, lopen we met het dikke nummer 7 naar de kassa om af te rekenen. Zo, die is van ons! Wanneer we weer ergens in een haventje liggen, gaan we nummer 7 verslinden. Nu eerst de trossen los om naar Oostende te zeilen. Het is guur weer en de buien zijn in gevecht met de zon die ook vandaag alweer de moed opgeeft. De wollen mutsen gaan op en de kragen omhoog. We zeilen met windje 5-6 en hebben gelukkig de stroom mee. De zee lijkt een satijnen laken waaronder een blower de lucht verplaatst. Een ondoordringbare massa, een soort van gelei ook. Je kunt er uren naar kijken. Dirk en Chris, onze trouwe zeilvrienden varen een stukje met ons mee. Bij Blankenbergen begin ik te gapen en voel een flauwe honger opkomen. De beginverschijnselen van zeeziekte. Altijd hier op die vervelende hoek waar stromingen elkaar tegenkomen. “Lief, laat mij even sturen: ik voel met niet lekker!”, zeg ik tegen Hans. “Oké”, zegt Hans, die het verschijnsel inmiddels al kent. Achter het roer staan helpt. Ik voel de deining aankomen en kan daar op anticiperen. Ik heb de controle en speur de horizon af naar ‘gevaarlijke objecten’, zoals de AIS het aangeeft. Mijn romp houd ik stil en mijn benen gaan met de bewegingen van het schip mee. Wanneer je niet beter zou weten, zou je denken dat ik op een trekpop wil lijken. Het gapen verdwijnt en de flauwe honger maakt ruimte voor zin in koffie. Dan meldt Dirk zich via de marifoon: ze nemen afscheid en wensen ons een mooie reis…
Na Oostende volgt een overnachting in de haven van Duinkerken. Daar besluiten we een dag te blijven en de volgende nacht door te varen naar “We zien wel tot hoe ver, maar Boulogne moet lukken”, zegt Hans die ‘het weer’ met het fantastische programma Zygrib heeft uitgevlooid. Heerlijk als er geen tijdsdruk is en je zomaar kunt gaan wanneer de wind en stroming gunstig is en je zin hebt om weer andere kusten te ontdekken. Hans klust wat aan boord en ik verzamel het eerste teiltje wasgoed en mijn douchespullen bij elkaar. Met de tassen en wat muntstukken loop ik naar het sanitairblok. Warempel ze hebben een wasmachine! En een droger! Na wat franse teksten lezen en vooral plaatjes herkennen hoe het apparaat werkt, stel ik het apparaat in en druk op de startknop. Daar zie ik dat het programma 35 minuten duurt! 35 minuten voor 4 euro? 35 minuten voor een witte was van 60 graden? Nah! Niet schoon toch fris, zullen we maar denken. Op de Franse slag dus. Terwijl de was draait neem ik een douche en na 4 minuten kom ik tot de ontdekking dat het warme water op is. Daar sta ik dan met een hoofd en een oksel vol schuim! 2 euro voor 4 minuten douchen! Geërgerd spoel ik mijn haren onder een fonteintje uit en droog m’n natte lijf. Gaat dit zo vier jaar lang? GGrrr… Ik stap uit het douchehokje en plotseling beginnen de muren te bewegen en de vloer zakt onder me vandaan. Ik voel me een bananenschil die uit het autoraam wordt gesmeten! Net op tijd grijp ik de rand van de wastafel en kan een pijnlijke val voorkomen. De vloer glimt: van het douchenat en van het gepolijste marmer. Ik zucht. Wie had nu beter moeten opletten? De architect of ik?
In Zeilen lezen we het artikel van Clemens Kok en zijn er erg mee in onze sas: het is immers precies het gebied waar we naar toe willen. Richting Brest, om van daaruit de Golf van Biskaje over te steken naar A Coruna. De volgende dag zetten we koers naar Boulogne. Er is te weinig wind en na twee uur moteren hebben we een sik van het monotone geronk. Bij Calais krijgt Hans een ingeving: “We gaan naar Dover! Die wind is gunstig en ik heb alweer genoeg gezien van Frankrijk!” Ik vind het prima en na minder dan een minuut gaan we overstag. England: here-we-come!
We hebben een strakke koers uitgezet en zeilen scherp aan de wind. Delete-Alt-Controle ‘Overstag’. Voorlopig heerlijk ‘recht-zoals-die-gaat’. Wel zo handig hier op de shippinglane! (*). De tocht voert ons over een ruwe zee met golven van maar liefst vier meter hoog. Isabella duikt voorover in het zoute nat, schuim bruist langs de boeg en spat over de reling op mijn zeiljack uiteen. Dan rijst ze als een statige walvis in tuturok weer omhoog om opnieuw met een zware zucht met haar boeg in de golven te verdwijnen. Heerlijk! Ik voel me een soort van zeebonk uit de vergeten serie “The Onedin-Line”. Of ben ik de matroos op het marine-fregat die ik toen weigerde te willen zijn en daar nu wel eens spijt van heb? De wind neemt toe en we zien op een metertje 35 knopen voorbij flitsen. Ik sta aan het roer en geniet! Dit is de zee, dit is het water dat niet te sturen is, die je hier en daar met sluizen en dammen kunt temmen misschien, maar altijd onvoorspelbaar woest, vriendelijk of lieflijk zal zijn. We houden van de zee.
In Dover zoeken we ‘onze’ oude Pub weer op: The Eight Bells, en we bestellen weer zo’n overheerlijke Fish & Chips met een grote Pint! Dat het havengeld duur is vergeten we voor het gemak maar even. Nu is het tijd om te genieten en te filosoferen welke route langs de Engelse Zuidkust zullen nemen. We gaan het zien…
Na nog een dagje Dover komt Hans op het idee om de volgende twee dagen door te varen, inclusief de nacht. Tenslotte moeten we die ervaring ook eens opdoen, wil je iets verder komen op deze aardbol. Ik beaam het. “Zeker ja, helemaal goed plan!!”, zeg ik overtuigend.
We stomen door en varen als het al schemerig is vlak voor Brighton. Heel even probeer ik nog iets gezelligs te verzinnen over Brighton en zeg tegen Hans dat het toch wel een heel leuk authentiek Engels badplaatsje is. “Schat!! We gaan nog naar heel veel authentieke badplaatsjes!”, werpt Hans tegen. Oké dan. We varen door! Om elf uur ’s avonds zegt Hans dat ik kan kan slapen en hij de wacht houdt. We spreken geen tijd af voor hoelang. We zien wel. Binnen no-time lig ik in de salon op de bank onder een fleecedekentje te knorren. Natuurlijk met het slingerzeiltje op, want de zee gaat goed tekeer! Na 2 uurtjes word ik wakker van de slagen die Isabella in de zee stampt. Inmiddels is het aardig donker buiten en zijn er alleen nog maar lichtjes in de verte te zien. Soms komen die lichtjes in een sneltreinvaart op ons af. Hemeltje: we zitten precies in de Ferry-lane! “Ga eens eens iets naar rechts”, zegt Hans wanneer ik eenmaal het roer heb overgenomen. Oké, tikkie naar rechts. De ferry komt nog dichterbij en het lijkt wel een reuzen krab versierd met geleurde lampjes. “Alles onder controle?”, vraagt Hans, en nog eens: ”Heb je ‘em?”. En na een “Jazeker”, neemt hij mijn nog warme plekje op de bank in beslag. Ik zie nog net een grijs plukje haar onder de rode fleece vandaan komen. Die knort. Dus zo is het om wacht te lopen op zee… Heel apart, zo donker en ook weer niet. Lichtjes die ver weg lijken te staan en in werkelijkheid dichtbij zijn, of andersom. Het is maar net hoe groot ze zijn. De zeilen hebben we ingerold. Geen doen, zo’n eerste nacht op zee en dan ook de zeilen uit. Zeker met die harde wind niet. De motor brult z’n monotone geluid weer. Ik probeer er een deuntje in te herkennen, maar dat lukt me niet. Dan opeens verandert het monotone geluid in een zachter gebrom, en nog zachter en nog zachter!! En dan opeens stopt het gevaarte er mee!! Help!! Net nu ik wacht heb!
Als door een wesp gestoken springt Hans op van de bank en staat naast me. “Waar heb je aangezeten?”, vraagt hij, omdat de motor het immers altijd doet. En wanneer ik ontken ergens schuld aan te hebben, begint zijn zorg nog meer te stijgen. Binnen de minuut na het slapen zegt hij: “Oké, we rollen direct de Genua uit”, besluit Hans snel. Ik volg zijn instructies op en ondertussen bedenken we samen waarom de motor het opgeeft. In Nederland nog diesel getankt, voor het eerst geen filter gebruikt. Pomphouder die te laat bedacht dat de pomp eigenlijk te leeg was om nog te gebruiken. Dus mogelijk ook water en andere prut getankt? Hebben we nu een vuile filter? We weten het niet. Ondertussen komen we tot de conclusie dat de wind en de stroming niet gunstig zijn om te zeilen en lijkt hiermee de nacht nog donkerder te worden dan hij al is. We drijven af en komen ongemakkelijk dicht in de buurt van een groot baggerschip. ‘Gaat het zo, als er averij op komst is?’, vraag ik me af. ‘Nah, dat maken we dan ook eens mee’, bedenk ik me.
Hans kruipt onder de trap naar de motor. Hij zet een schakelaar om en vraagt mij om de motor nog eens te starten. Die reageert als voorgaande keren: ze ronkt als een zonnetje! “Wat heb je gedaan??”, roep ik naar Hans. Hij legt uit dat hij een T-schakelaar heeft omgezet. Dit gebruik je wanneer je vermoedt of weet dat de dieselfilter verstopt zit. Je zet dan de schakelaar om naar een tweede dieselfilter. Hans heeft het euvel gevonden, maar meer nog dan dat, is hij op zoek naar de oorzaak waarom het filter niet meer werkte. Dit gaat hij in de eerst volgende haven onderzoeken. Nu eerst maar eens verder met knorren. “Heb je hem weer?”, vraagt Hans als een echte kapitein. “Ja, ik heb hem!”, zeg ik en gniffel, omdat ik nooit gedacht heb dat ik dit nog eens een keer zou zeggen! 🙂
Nu op naar het eiland Wight.
*(Shippinglane is de ‘snelweg op zee’ voor vrachtschepen).